Oeuvre van Jacobus Kloppenburg aanzien als afval
Artikel NRC Handelsblad 23 januari 2009
Zelfs middenin de Amsterdamse grachtengordel kan een kunstenaar in afzondering leven. Jacobus Kloppenburg (1930) is geboren en getogen aan de Lauriergracht, tegenwoordig het centrum van het Amsterdamse galeriecircuit. Hij groeit op tijdens de bezetting en hongerwinter en besluit na de oorlog om kunstenaar te worden. Hij schildert vrijheid, zoals iedereen die na de oorlog kunstenaar werd, en ontwerpt kleding en gebouwen. Een rode draad is zijn materiaal: afval. Als oorlogskind kan hij geen verspilling verdragen en vuilnis op straat beoordeelt hij op esthetische merites. Alles wat mooi is, gaat mee naar huis en wordt opgenomen in een ‘gesamtkunstwerk’ dat langzaamaan zijn hele interieur overneemt.
Verpakkingen en krantenknipsels worden dragers voor tekeningen met dansende lijnen en kleurige fantasiewezens. Kleren, schroot en jampotjes worden assemblages, stillevens, waarvan Kloppenburg foto’s maakt die hij aaneenvoegt tot abstracte composities. Naar die tijdsgebonden dragers – krantenberichten, veranderende productvormgeving, flyers, de komst van de euro – vernoemt hij het werk ‘Archief voor de toekomst’. Grote gebeurtenissen in de Amsterdamse geschiedenis passeren er de revue. Maar het is niet alleen een archief van een plek en een tijd. De theosoof Kloppenburg gelooft in een verbintenis tussen de mens en de kosmos en laat zijn ogenschijnlijk chaotische kunstwerk tot in de details voldoen aan de gulden snede. Bijna veertig jaar combineert hij zo tekeningen, ontwerpschetsen, schilderijen en objets trouvés tot zijn levenswerk drie etages vult van zijn woonhuis aan de Lauriergracht.
Hoe dat er ongeveer uit heeft gezien, is nu te zien in de Verbeke Foundation in België, in een havengebied ten westen van Antwerpen. Daar opende eind vorig jaar een solotentoonstelling van Kloppenburg. Alleen heeft de tentoonstelling een tragisch verhaal. Op 7 mei vorig jaar heeft de gemeente Amsterdam het ‘Archief voor de toekomst’ vernietigd. Tekeningen, collages en assemblages van de kunstenaar die zich veilig in andere collecties bevonden, zijn in de Verbeke Foundation ondergebracht. Deze solotentoonstelling, die eigenlijk veel groter had moeten zijn, toont aan hoe voor sommige kunst geen plaats is in deze wereld.
De tragedie begint in 1997. Kloppenburg weet dat hij moet verhuizen: zijn huisbaas wil het grachtenpand verbouwen tot luxe appartementen en begint alvast met slopen. Tientallen museumdirecteuren en curatoren onderschrijven het belang van Kloppenburgs kunstwerk, maar vind er maar eens plek voor. Toch lukt het. Net over de Duitse grens opent Museum Schloss Moyland. Dit Duitse privémuseum heeft een collectie met onder meer honderden tekeningen van Beuys, met wie Kloppenburg zich verwant voelt. Het museum krijgt een steuntje in de rug van de staat als Beuys’ volgelingen een rechtszaak winnen omdat de stad Düsseldorf een werk van Beuys heeft laten vernietigen. Kunstvernietiging ligt in Duitsland nog gevoeliger dan elders.
Moyland wil een nabije boerderij aankopen als paviljoen voor Kloppenburgs ‘Archief voor de toekomst’. Kloppenburg labelt alle onderdelen van zijn kunstwerk in Amsterdam voor de verhuizing, als plotseling een gemeenteambtenaar komt inspecteren. Brandgevaarlijk,’ oordeelt hij en belt een sloopbedrijf. Dat gooit het gesamtkunstwerk in dertien containers, het bouwpuin van de huisbaas er bovenop. ‘Total loss’, zou een rapport van het Instituut Collectie Nederland melden.
De gemeente legt bij de kunstenaar een claim neer (kosten sloopbedrijf en containerhuur), andersom doet de kunstenaar hetzelfde (schade aan zijn kunstwerk). Zo ontstaat een juridisch steekspel met jarenlange kastje-naar-de-muur-verhalen. Een goede vriend, kunstenaar Waldo Bien, gaat zich fulltime voor Kloppenburg inzetten, gesteund door Beuys’ principes over de social sculpture: “Bouwen, druk uitoefenen, vormgeven zijn kunsttermen die je ook in een levenshouding kunt vertalen. Als je vindt dat er misstanden zijn, begin dan met je eigen daden.” Bien stuurt brieven, mobiliseert media en kunstbobo’s, publiceert een vuistdikke biografie. Maar de directeur van Museum Moyland overlijdt en het museum haakt af. Als in mei vorig jaar een tweede particuliere weldoener opbelt, Geert Verbeke – “Verschepen die containers, we halen alles naar België en dan zien we wel.” – is het te laat. De gemeente heeft de containers een paar dagen eerder geleegd in de vuilverbrandingsovens.
Het geval Kloppenburg staat niet op zichzelf. Ronald de Winter is een Vlaamse beeldhouwer die een atelier aan de haven van Antwerpen had. Na een verblijf in Frankrijk waren de dode dieren in zijn atelier gaan stinken, en is alles weggegooid: opgezette dieren, bronzen, maquettes. Frank Castelyns is ook een Antwerpse kunstenaar. Hij verzamelt al decennia weggegooide objecten en bouwt daar verhalende scènes mee – ook ontruimd. Castelyns kreeg onderdak op het uitgestrekte land van de Verbeke Foundation en werkt daar verder. “Kloppenburgs containers hadden er ook wel ergens bij gekund,” zegt Verbeke, voormalig eigenaar van een vrachtwagen- en opslagbedrijf. Hij houdt van containers op zijn land. “Doet me aan vroeger denken.”
Kloppenburg3 Kloppenburg wilde zijn hele oeuvre bijeenhouden. Hij wilde nooit verkopen. Bien vond hem eens liggend op de keukenvloer, onder de vensterbank. “Zijn ze weg?” fluisterde Kloppenburg. “Wie?” vroeg Bien. “Die mensen, steeds mensen die mijn werk willen kopen.” Het was een reden om weinig te exposeren: Kloppenburgs werk kreeg lovende kritieken en dus aspirant-kopers. Maar zonder verkoop blijf je onbekend. Bien haalt daarover de schouders op. “Waarom zou iemand in die kunstgeschiedenisboeken willen belanden?”
Maar dat levert een probleem op. We houden van de mythe van de ontregelende kunstenaar. Maar we houden ook van schoon, heel en veilig. Zeker een kunstenaar die niet heel beroemd is of een afzetmarkt voor zijn werk heeft, kan te maken krijgen met andere belangen en bijbehorende regelgeving. Zo kan een kunstwerk in een interieur vallen onder een afdeling Bouw en Wonen en kan kunst in de buitenruimte vallen onder stadstoezicht. Vorig jaar september maakte een New Yorks kunstenaarscollectief op een Amsterdams plein een mozaïek van tweehonderdvijftigduizend centen. Met honderd vrijwilligers werkten ze acht dagen, tot na zonsondergang, aan een meterslange compositie vol bloemmotieven en poëtische woorden. Ze realiseerden zich dat geld meegenomen kan worden. Maar dat gemeentewerkers diezelfde nacht nog het hele kunstwerk zouden ontruimen – om diefstal van het geld te voorkomen – dat hadden ze niet verwacht.
Deze gemeentewerkers deden hun werk. Net zoals de ambtenaren van de afdeling Bouw en Wonen, die over het dossier Kloppenburg gingen, waarschijnlijk vonden dat zij netjes hun werk deden. Ton Boon, persvoorlichter van de gemeente Amsterdam: “Wij hebben alles geprobeerd om deze afloop te voorkomen. We hebben steeds bemiddelingspogingen ondernomen en voorstellen gedaan om tot oplossingen te komen. Jarenlang hebben wij veel geld gestoken in de containerhuur en konden een volgende generatie bestuurders daar niet mee opzadelen. Het moet uit de begroting van het stadsdeel betaald worden, terwijl andere kwesties maatschappelijk even relevant zijn.”
In de Verbeke Foundation is te zien dat Kloppenburg, ondanks alles, toch nog een flinke tentoonstelling in heeft kunnen richten. De muren hangen vol met schilderijen, tekeningen, fotocollages en dozen. Op de grond en in vitrines staan onwaarschijnlijke assemblages van emmers, vlaggen en dierfiguurtjes. Dankzij Verbeke zien Bien en Kloppenburg de toekomst weer positief in. Kloppenburg tekent nog elke dag, Bien hoopt weer met zijn eigen werk verder te gaan. Laatst reden ze samen met de tram door Amsterdam, en zagen bij het containeropslagbedrijf iets vreemds uit een hoopje zand steken. Een fixeerspuitje. Met nog wat pastelkrijtjes bleek dit een restant te zijn van het vernietigde werk. “Kloppenburg maakt daarvan voor zijn tentoonstelling een prachtige installatie op een biljarttafel, het pièce de resistance” zegt Bien opgetogen. “Het enige wat over is van 52.400 kilo kunst.”
23/01/2008 NRC Handelsblad door Sandra Smets
De nachtmerrie van Amsterdam:
Het Archief van de Toekomst van Jacobus Kloppenburg
door Anne Berk
Op 13 oktober 1997 werd het atelier van Jacobus Kloppenburg (1930) op last van de gemeente Amsterdam haastig ontruimd wegens brandgevaar. De complete inventaris werd opgeslagen in 13 containers en vervolgens wist niemand meer wat ermee moest gebeuren. Na elf jaar juridisch touwtrekken en 500.000 Euro aan opslagkosten, werd het Archief van de Toekomst op 6 mei 2008 verbrand. Heeft de kunstenaar recht op schadevergoeding? Was dit Archief een grenzeloos kunstwerk of een onafzienbare puinhoop? Bekijk de overgebleven werken van Kloppenburg bij de Verbeke-Foundation en oordeel zelf.
We schrijven 19 november 2001. Ergens in de Amsterdamse haven staat een groepje mensen kleumerig te wachten tot de oranje containers worden geopend. Onder hen bevinden zich de advocaat van de Gemeente Amsterdam en twee experts van Instituut Collectie Nederland die de wethouder en staatsecretaris van der Ploeg moeten adviseren over deze zaak.
Jacobus Kloppenburg wordt vertegenwoordigd door kunstenaar Waldo Bien.
Eén voor één worden de deuren geopend, en stilzwijgend aanschouwen de aanwezigen de onafzienbare chaos. Concrete voorwerpen zijn moeilijk te onderscheiden. Planken, takken, huisraad, beschilderde en gebroken vensterramen, autodeuren, waardevol en waardeloos liggen in een onontwarbare kluwen dooreen, maar als bij het openen van de twaalfde container (de dertiende is verdwenen) een stapel pasteltekeningen zichtbaar wordt kan de expert van Instituut Collectie Nederland zich niet beheersen. ‘Waarom heeft u deze er niet uitgehaald?’ vraagt hij, als Waldo Bien de tekeningen één voor één op de grond uitspreidt: een serie met ritmische tekens die in een vloeiende beweging op papier zijn gezet, en een volgende reeks waarin de tekens zich transformeren tot schichtige dieren. Ze hebben de oren gespitst, klaar om bij het minste geluid uit de tekening weg te vluchten. Met deze pasteltekeningen, die hij in 1985 voor het eerst in museum Fodor exposeerde, werd Kloppenburg bekend.
Artwareness
Het Archief van de Toekomst was het sediment van de ervaring van de kunstenaar, en tot het moment van ontruiming was het voortdurend aan verandering onderhevig. Kunstwerk en inspiratiebron liepen vloeiend in elkaar over. Bij kaarslicht wekten de vluchtige schaduwen van deze bonte verzameling wonderlijke wezens tot leven, die Kloppenburg wist te vangen op papier. Overdag vertelden de voorwerpen weer een ander verhaal. Soms ging het om industrieel vervaardigde gebruiksvoorwerpen, soms om natuurlijke materialen, die bij voorkeur werden gecombineerd om de kloof tussen mens en natuur, tussen verstand en gevoel te overbruggen.‘Artbiosis’, noemt Kloppenburg dat, ‘het vervlechten van categorieën.’ Zijn atelier werd bevolkt met geïmproviseerde sculpturen als een bril met een montuur van stukken schenkel, een 19e eeuws bronzen beeldje met een haarborstel in de hand, maskertjes van verdroogde avocadoschillen, enzovoorts. Het is een kwestie van zien, bewerking is niet altijd noodzakelijk. Zo bevatte het Archief ook een gebroken grammofoonplaat, vanwege de combinatie van de regelmatige groeven en de grillige barst. Of een doos vanwege de samenstelling van het kartonmengsel. Een ander selectiecriterium was de geschiedenis van een voorwerp. Jarretels uit de jaren’ 30, wervels uit Paaseiland, mangokistjes uit Ivoorkust, een trechter van gerecycled blik uit Kigali.
Net als de dieren in zijn tekeningen is Kloppenburg altijd alert. Zijn zintuigen staan op scherp. De wereld is een onuitputtelijke bron van ervaringen. Het getjilpj van de gierzwaluwen in de dakgoot, de reflectie van een rood-groene trui op een witte muur, of de rooksporen van een roetkaars, alles is de moeite waard. Soft- & Artware: Artwareness, met andere woorden, kunst is een kwestie van verhoogd bewustzijn. Je kijkt er dan ook niet van op als Kloppenburg een bril opzet waaraan in het midden een poppenoog is bevestigd.
Bij Kloppenburg zijn kunst en leven onlosmakelijk met elkaar verbonden, hetgeen hem de Max Reneman prijs opleverde, maar kan zijn werk het ook zonder zijn persoon stellen?
Sommige voorwerpen onthullen zijn manier van kijken, bij andere is de toelichting van de kunstenaar vereist. Wat dat betreft zijn de 52 videobanden die G.J. Berkhof over de kunstenaar maakte, even waardevol als de materiële objecten. Maar niet iedereen is toegerust met een ‘derde oog’. Is het Archief van de Toekomst kunst?
Megasculptuur
De experts van Instituut Collectie Nederland, het hoogste adviesorgaan op dit terrein, durfden hun vingers er niet aan te branden. Sinds Duchamp in 1913 een fietswiel op een kruk van zijn handtekening voorzag, en bestempelde als kant-en-klaar kunstwerk, ‘readymade’, kan alles kunst zijn. ‘Of het hier een kunstwerk of oeuvre van enige nationaal of internationaal belang betreft, kunnen mijn medewerkers in de huidige situatieniet bepalen,’schreven de directeur van het ICN op 28 januari 2002 aan de Gemeente Amsterdam. ‘Dan zou het archief allereerst gereconstrueerd dienen te worden.’
Voor anderen stond het artistieke belang van het Archief buiten kijf. De Ierse professor Patrick Healy van de Free International University en kunstenaar Waldo Bien werkten meer dan vijf jaar aan een indrukwekkende oeuvre-catalogus over Kloppenburg, die in 2006 verscheen bij Wienand Verlag. De gezaghebbende Walter Hopps (1932-2005), destijds directeur van de The Menil Collection in Houston (Texas) en senior-curator van het Guggenheim Museum in New York, vergeleek deze ‘megasculptuur’ met de Merzbau van Kurt Schwitters. Het Stedelijk Museum onderschreef het belang en directeur Hans van der Grinten wilde het Archief graag presenteren in het Duitse Museum Moyland, zij aan zij met de befaamde Beuys-collectie. Van der Grinten beloofde het Archief te transporteren vóór 31 december 1997, toen het huurcontract van Kloppenburg’s atelier afliep en hij het pand moest verlaten.
Slopersbedrijf
Zolang wilde de huiseigenaar echter niet wachten. Hij wilde het pakhuis verbouwen tot luxe appartementen. En omdat hij bang zou zijn een bouwsubsidie mis te lopen. Op initiatief van een gemeente ambtenaar werd de brandweer erbij gehaald en verzocht om een verklaring van brandgevaar op te stellen, zo verklaarde een betrokken brandweerman later tijdens een rechtszitting. Alle brandbare voorwerpen moesten binnen twee weken worden verwijderend. Nadat de Gemeente uitdrukkelijk beloofd had de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen, gaf de rechter op 13 oktober 1997 toestemming over te gaan tot ontruiming, veel eerder dan gepland.
‘Op deze korte termijn kan het museum het transport niet regelen,’schreef Van der Grinten aan Burgemeester en Wethouders op 9 oktober.‘Het gaat om een samenhangend kunstwerk van grote kunsthistorische waarde. Zonder een zorgvuldig en deskundig transport moet gevreesd worden voor onherstelbare schade, voor vernietiging van het Archief. Omdat wij nog slechts luttele weken verwijderd zijn van een professionele ontruiming door ons museum, verzoek ik u dringend om uitstel.’
De gemeente legde het verzoek van de directeur van Museum Moyland naast zich neer. De volgende ochtend stonden de verhuizers op de stoep, de firma Schmidt, die bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als aannemer van sloop- en grondwerken. De ontruiming geschiedde zoals men van een slopersbedrijf kon verwachten. Alles werd gewoon de containers in geschoven, zonder enig onderscheid. Hoezo zorgvuldig? Vervolgens stuurde men Van der Grinten de rekening à f 72,000,- die hij, verontwaardigd over zoveel brutaliteit, weigerde te betalen. Enkele weken voor Jacobus Kloppenburg (1930) de eretribune van de kunst zou bestijgen, en het ‘Archief voor de Toekomst’ de zalen van Museum Moyland zou sieren, gooide Amsterdam roet in het eten.
En Kloppenburg? Aan de vooravond van de ontruiming scharrelde hij voor het laatst door zijn atelier aan de Lauriergracht. Hij blikte terug, nam objecten in zijn hand, en stond stil bij de ervaring die ze voor hem vertegenwoordigden. Toen spreidde hij lange reeksen fietsbanden over de hoogopgetaste goederen heen, waarop hij in een bijzonder schrift met de grootste zorg lange teksten had aangebracht,: Thrasthethical Litterarture/visible language of a culture…. Hij sprak de woorden hardop uit, triomfantelijk: Artvention!: life = artventure! De verhuizers waren niet onder de indruk…
Droogstoppels
Van oktober 1997 tot mei 2008 lag het Archief à raison van 2000 euro per maand te verkommeren in containers in de haven van Amsterdam. In een jarenlang juridisch steekspel speelden de gemeente en de kunstenaar elkaar de Zwarte Piet toe. ‘Wij leven in een land van droogstoppels. Dat er zó met kunst wordt omgegaan!! Wij willen dat de gemeente haar excuses maakt, en de consequenties draagt voor de vernietiging van het Archief’ verklaarde de kunstenaar, vriend en zaakwaarnemer Waldo Bien. Het Artchive moest alsnog een publieke bestemming krijgen zoals oorspronkelijke de bedoeling was.
Het was hoog spel. Schadevergoeding of vernietiging, wat zou de rechter beslissen?
De gemeente vroeg het hoogste adviesorgaan van de Minister, Instituut Collectie Nederland om een Salomonsoordeel te vellen: ‘Het herstel van de ordening zou twee ‘kunst-archeologen’ enkele jaren werk kosten, waarmee een bedrag tussen de 325.000 en 435.000 euro is gemoeid. De structurele kosten voor beheer van het archief worden geraamd op 200.000 euro per jaar, afgezien van de kosten om het archief te restaureren en presentabel te maken,’ schatte het ICN, ‘maar vanwege de hoge kosten is dit geen reële optie’. Dus deed men Kloppenburg op 13 maart 2002 een voorstel: Het Archief zou gratis worden aangeboden aan Waldo Bien, en, ter compensatie van door de gemeente Amsterdam gemaakte onkosten moest Kloppenburg een kunstwerk voor de Gemeente Amsterdam maken. Zo niet, dan zou de gemeente tot vernietiging van de kunstwerken overgaan. Kloppenburg voelde zich gechanteerd. Op 28 maart 2002 liet hij via zijn advocaat weten niet op dit voorstel in te gaan. Het Archief diende te worden teruggebracht in de staat waarin het zich bevond voorafgaand aan de ontruiming. De zaak raakte in een impasse.
Ondertussen las de kunst mecenas Geert Verbeke een artikel over de opgeslagen containers met Kloppenburg kunst, en dat prikkelde zijn verbeelding. HIj bezat een transport en containeroverslagbedrijf in Antwerpen, maar had zijn bedrijf verkocht om een kunstsite te beginnen, de perfecte bestemming voor de kunstcontainers. Verbeke probeerde in contact te komen met Jacobus Kloppenburg, maar hij was te laat. Toen Waldo Bien op 8 mei 2008 zijn beklag deed in de Amsterdamse gemeenteraad, had de verantwoordelijke ambtenaar Els Iping de containers twee dagen daarvoor al laten vernietigen.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom deed Rudi Fuchs niets, de toenmalige directeur van het Stedelijk Museum, die op de hoogte was gebracht? Waarom liet de gemeente Amsterdam de privé belangen van een huiseigenaar zwaarder wegen dan het verzoek van een buitenlandse museumdirecteur? Onderzoek is moeilijk. De containers met kunst zijn vernietigd. Vast staat dat er grove fouten werden gemaakt. Amsterdam moet zich diep schamen.
10 november 2008
door Anne Berk
- Website: Artchive for the Future >>
Pages: 1 2